De IUPAC naamgeving toepassen (tot welke grenzen staat voor elk examenniveau in de syllabus)
Isomere structuurformules tekenen en hier de naam van geven.
Kraken, substitutie en additie in reactievergelijking in molecuulformules of structuurformules weergeven.
Voorspellen welke reactieproducten ontstaan bij additie of substitutie met gegeven beginstoffen.
De milieu-effecten die samenhangen met brandstofgebruik toelichten rond de volgende reactieproducten:
- stikstofoxiden
- koolstofdioxide
- zwaveldioxide
Het algoritme voor het bepalen van de IUPAC naam op grond van een structuurformule is niet heel uitgebreid of ingewikkeld. Het inslijpen vraagt wel herhaald en gespreid oefenen. Veelgemaakte fouten zijn: het verkeerd toepassen van een voor- of achtervoegsel, de C van een zuurgroep niet meetellen, cyclohexaan aanzien voor benzeen en andersom, de nummering vergeten of telwoorden en nummers door elkaar halen.
In dit onderwerp wordt het kloppend maken van een vergelijking in structuurformules voor het eerst gevraagd.
Een veelgemaakte fout bij het gebruik van biobrandstof is dat leerlingen denken dat dit geen koolstofdioxide oplevert.
Het verklaren van stofeigenschappen gebeurt in de scheikunde vooral op MICRO-niveau. Dus: de interactie tussen de deeltjes in een stof leidt tot de stofeigenschap. Het schakelen tussen macro (=zichtbaar) en micro (=model) is voor veel leerlingen heel lastig en vraagt veel expliciete oefening.
Maak leerlingen zo vaak mogelijk duidelijk dat het niet gaat om het begrip zelf, maar om het gebruik van het begrip. Oefen dus met opgaven waarin vaktaal gebruikt wordt, en met opgaven waarin de leerling uitleg moet geven. Bespreek antwoorden op dit soort opgaven met het doel om de vaktaal levend te krijgen. Vraag een leerling die antwoord geeft om het antwoord in hele zinnen te formuleren, en de vakbegrippen waar mogelijk te gebruiken. Meer informatie over taalgericht vakonderwij is te vinden bij SLO.
Een aantal voorbeelden vind je hier.
Op de vraag "verklaar dat jood (I2) niet goed oplost in water" geven leerlingen veel foute of onvolledige antwoorden. Dat is bij het beantwoorden van examenvragen een doodzonde...
Juist zou zijn:
Jood is een apolaire stof [macro] omdat de moleculen bestaan uit twee dezelfde atomen [micro] (Gegeven uit de vraag gebruikt)
Apolaire stoffen lossen alleen in apolaire stoffen op [macro]. (Geleerde vakkennis)
Water is polair, dus jood lost hier niet in op [macro]. (Conclusie)
Antwoorden van leerlingen:
- jood lost niet op in water omdat I2 apolair is.
- jood en water mengen niet omdat er geen waterstofbruggen gevormd worden.
- water is polair dus lost jood niet op.
Op het oog zijn alledrie de antwoorden niet fout, de leerling heeft de stof duidelijk wel begrepen en goed toegepast, maar de kans is groot dat een dergelijk antwoord geen of maar een gedeelte van de punten oplevert, omdat de verbanden tussen de gebruikte begrippen niet genoemd worden. Laat leerlingen hiermee veel oefenen: bijvoorbeeld in de werkvorm uitleggen. Het redeneren op microniveau of aan de hand van de (structuur)formule kan je hier ook mee oefenen.
Deze pagina is gemaakt ter ondersteuning van (beginnende) docenten scheikunde.
Na ruim 25 jaar weet ik echter niet van alles meer waar ik het vandaan heb. Herken je een lesopzet of een theorie uit een leerboek of een artikel? Stuur me de bron, ik voeg de vermelding toe.
Bronnen die zeker aan te raden zijn voor elke scheikundedocent
NVOX, het blad van de vakvereniging NVON, diverse jaargangen
P.A. Krirschner, L Claessens, S. Raaijmakers, Op de schouders van reuzen, Ten Brnik, Meppel 3e druk 2019, ISBN 978-90-7786-650-4, gratis download
T. Surma, e.a., Wijze lessen, Ten Brink, Meppel 2019, ISBN 978-90-7786-652-8, gratis download
T. Somers & K. vd Velden, Leren denken en werken als Natuur-scheikundedocent, Kans, Nijmegen 2023, ISBN 978-94-6481-159-9