Beginnen met scheikunde

Op veel scholen wordt pas in de derde klas met scheikunde begonnen. En dat is ook niet zo vreemd: door het hoge abstractieniveau is het voor veel (te) jonge leerlingen vrijwel onmogelijk zich het vak eigen te maken.

Je grote leerdoelen in de derde klas gaan vooral over deze kennismaking. Ongeveer in februari moeten je leerlingen tenslotte een keuze maken voor een profiel. Al dan niet met scheikunde.

Doelen

Wat is scheikunde eigenlijk voor vak? En waarom zou je het kiezen? 

Vooral bij scheikunde leert de leerling omgaan met abstracte stof en complexe problemen. Leer ze dit op een goede manier zodat het zelfvertrouwen behouden blijft, dan geef je ze wat mee waar ze overal iets aan hebben.

Kan deze leerling scheikunde kiezen? Welke eigenschappen heeft deze leerling die bijdragen aan succes bij het leren van dit vak?

 

onderwerpen

stof, molecuul, molecuulmodel, zuiver, mengsel, homogeen, oplossing, legering, heterogeen, schuim, rook, nevel,  emulsie, suspensie

stof, eigenschap, zuiver, mengsel, filtreren, indampen, destilleren, extraheren, adsorberen,  chromatografie.

chemische reactie, ontleden, vormen, verbranden, model van Dalton, wet van massabehoud, massaverhoudingen

symbolen voor atoomsoorten, molecuulformule, ontleedbare stof, verbinding, niet-ontleedbare stof, element, reactievergelijking

Omrekenen van eenheden voor volume en massa, verhoudingen, gehaltes, rekenen met dichtheid, atoom- en molecuulmassa.

problemen

Voor veel leerlingen is scheikunde het eerste vak waarin taal een hoofdrol speelt, maar abstract denken noodzakelijk is. 

voorkennis

Bij wiskunde hebben je leerlingen geleerd om te gaan met algoritmes (vaste stappenplannen) om problemen op te lossen. In de opgaven geven de formules het probleem weer. Deze zijn hierdoor gemakkelijk herkenbaar. Het leren van wiskunde bestaat uit het koppelen van het juiste algoritme aan het juiste probleem. En natuurlijk het inslijpen van de algoritmes door veel te oefenen.

 

Bij natuurkunde hebben ze geleerd om informatie uit een tekst te halen en die te vertalen naar symbolen en formules. Ook hier is het gebruik van een algoritme voldoende om succesvol te zijn. In de opgaven wordt meer context dan bij wiskunde gebruikt. De te gebruiken modellen zijn in formules weergegeven, maar meestal niet in de opgave zelf. De leerlingen moeten niet alleen het algoritme koppelen aan de formule, maar ook herkennen welke formule van toepassing is op het probleem dat opgelost moet worden.

Het leren van natuurkunde bestaat uit leren herkennen van de gebruikte eenheden en grootheden, oefenen met het omschrijven van gegevens in symbolen, het omrekenen van grootheden en het kiezen van de juiste formule voor het gegeven probleem.

wat gaat er mis?

Bij scheikunde is het herkennen (en toepassen) van het juiste algoritme lastig omdat de gebruikte modellen niet in formules gegeven worden, maar in plaatjes, filmpjes en woorden. Dat wekt de indruk dat een leerstrategie zoals gebruikt bij de zaakvakken of biologie tot succes zal leiden. Leerlingen gaan vanuit deze misvatting reproductief leren. Ze gaan bijvoorbeeld een definitie tot op de punt nauwkeurig uit het hoofd leren zonder echt te begrijpen wat het begrip inhoudt.

wat kan je doen?

Besteed in je lessen veel aandacht aan het opbouwen van een begrippenkader (concept map). Kies voor werkvormen waarin leerlingen in eigen woorden definities geven, verschillen en overeenkomsten tussen begrippen opzoeken of benoemen, voorbeelden koppelen aan het juiste begrip, de begrippen op een juiste manier in een geschreven uitleg gebruiken.

En oefen met opgaven waarin de vaktaal gebruikt moet worden, de context afleidend werkt, de gebruikte begrippen erg op elkaar lijken, en het onderliggende model gebruikt moet worden om een fenomeen te beschrijven.