STOFFEN

vakinhoud

Een stof is iets dat in een potje op te slaan is, in tegenstelling tot een vorm van energie.

Sommige stoffen zijn zuiver, andere mengsels.

Elke stof heeft zijn eigen deeltjes. Deze deeltjes  (moleculen) zijn allemaal hetzelfde.  Hieruit volgt dat een zuivere stof een smeltpunt moet hebben, maar een mengsel een smelttraject vertoont.

 

Er bestaan verschillende soorten mengsels. Homogene (oplossingen, gasmengsels, legeringen) en heterogene (schuim, nevel, rook, emulsie, suspensie). 

Door vaste stoffen kan je meestal niet heen kijken. Door heterogene mengsels ook niet: het licht wordt door de grensvlakken tussen de stoffen verstrooid.

Homogene mengsels zijn doorzichtig, maar soms wel heel donker (koffie, cola).

Een stof zonder kleur zoals water noemen we kleurloos. 

Je kan een stof herkennen aan de stofeigenschappen.

voorkennis

Leerlingen voelen intuïtief het verschil tussen een stof en een vorm van energie aan. 

Ze hebben ervaring met opdrogen van zeewater, drogen van wasgoed, zeven, thee zetten. 

Ze gebruiken in het dagelijks leven het begrip "zuiver" voor zaken als kraanwater, bronwater of lucht. "Zuiveren" wordt vertaald als afwassen, schoonmaken of filteren.

Natuurlijke of biologische voedingsmiddelen worden gezien als zuiver, terwijl E-nummers, geraffineerde suiker of keukenzout gezien worden als chemisch of vuil.

Ze kennen mist, rook, schuim (piepschuim of zeepsop), oplossingen zoals thee, cola, wijn of 7-up, emulsies zoals zonnebrand of margarine, suspensies zoals modder.

Bij natuurkunde in de tweede klas is vaak al aandacht besteed aan moleculen en het molecuulmodel in de fases vast, vloeibaar en gas. Ook stofeigenschappen als dichtheid, kookpunt en smeltpunt zijn daar behandeld.